En opeens viel de regen stil tot aan de horizon,
zodat ik het fluiten van de vogels voor het eerst weer horen kon.
Niet altijd zingen vogels zo klaar en helder hun lied,
een hele winter lang hoorde ik dit niet.
Een magische kracht trekt mij naar het raam,
vanwaar komt plots al dat opgewekt gefluit vandaan?
Ik was het weer vergeten,
wat jullie immer beter weten.
Dat ik steeds weer opnieuw begon,
met het opstaan van de zon.
Alsof jullie niet meer bestonden,
de dag dat jullie gezang verstomde.
Hoe diep die trilling mij kan raken,
als een hevig verschrikt ontwaken.
Uit een nare droom,
over een met klimop verstikte boom.
Een verre herinnering dat na iedere einde,
de starttoon schalt voor een nieuw begin.